Een reis heeft meestal een bestemming en doorgaans is dit
het einde van de reis. Zo is de bestemming van mijn fietstocht Santiago de
Compostela, de plaats waar volgens de legende het graf te vinden is van de
apostel Jacobus. Mijn fietstocht heeft een traditie: de bedevaart naar het
graf van St. Jacobus in Santiago de Compostella, welke zijn oorsprong vindt in de
tijd van Karel de Grote nadat volgens de legende in 814 zijn graf daar was
gevonden. Of het mogelijk aanwezige graf van Jacobus mijn bestemming is is maar
zeer de vraag. Ik heb me nooit zo verwant gevoeld met pelgrims en nog minder met
de raadselen rond de eindbestemmingen van pelgrims. Godsdienstfanaten baanden zich letterlijk een
weg naar een voor mij duistere bestemming: een vermeende splinter afkomstig uit
het Kruis, een in de verdrukking gekomen geloofsbroeder die bevrijd diende te
worden (Jihadisme was ons toen al niet vreemd) of, zoals in Santiago, absolutie
proberen te krijgen door het graf van Jacobus te bezoeken. Bovendien ben ik in een
protestants christelijk gezin opgegroeid, waarin (zelfs iedere schijn van) heiligenverering
taboe (schijnheiligen) was en het woord “sint” alleen werd gebruikt rond 5 december.
Ik heb begrepen dat ik bij aankomst in Santiago de
Compostela mijzelf geweld moet gaan aandoen. In het kantoor van de organisatie
in Santiago zal mij naar de motivatie van mijn tocht worden gevraagd. Mocht deze
niet religieus of spiritueel van aard zijn dan bestaat de mogelijkheid dat de
Compostela mij wordt onthouden en dat wil ik niet. Ik zal mijn belangrijke
motivatie: sportieve prestatie, dus met een spiritueel sausje moeten
overgieten.
Toch wil ik mij er ook weer niet te makkelijk, of misschien
wel niet te oneerbiedig, van afmaken. Ik herinner me nog dat ik iemand een jaar
geleden over mijn plannen over mijn voorgenomen tocht vertelde. Tot mijn
verbazing vroeg ze mij toen “waar ik mee zat”. Zat ik ergens mee . . . ? Toch
heeft daarna de tocht steeds meer een spiritueel accent gekregen. Het schijnt
bij mij anders te werken dan bij de pelgrims uit 814 na Chr. Zij hadden een
bestemming vooraf, zij wisten vooraf precies waarvoor ze op pad gingen. Bij mij
is de bestemming later vanuit sluimerende vragen duidelijker geworden, vragen
waarop ik tot nu toe onmogelijk antwoorden heb kunnen vinden. Het schijnt een contemplatieve
tocht te worden.
Het boekje “De Profeet”
van Kahlil Gibran geeft mij een eerste handvat als de profeet wordt gevraagd
iets over zelfkennis te zeggen, waarop hij o.a. antwoord: “Zeg niet ik heb de
waarheid gevonden, maar liever: Ik heb een waarheid gevonden. En zeg niet ik
heb het pad van de ziel gevonden, maar liever ik ben de ziel op mijn pad
tegengekomen.” Over twee weken begint
mijn camino.